Vandaag deel II over "het haalmes",
“Het” haalmes bestaat niet, dat mag al duidelijk zijn, er zijn legio verschillende modellen en verschijningsvormen, elke speciale vorm meestal toegespitst op één welbepaalde taak.
Het “U” vormige haalmes is specifiek ontwikkeld voor het uithollen van vlakke delen zoals stoelzittingen, maar het is ook een uitgelezen tool voor de kuiper die er de duigen van vaten mee uitholt.
Het rechte haalmes, waarbij ook de handvaten meestal in het verlengde van het mes staan, je kan het ding het beste vergelijken met een fietsstuur. Voornaamste toepassing is het ontschorsen van boomstammen.
En dan de (licht) gebogen exemplaren, welke meestal in twee richtingen zijn gebogen, veruit de meeste haalmessen leunen aan bij dit ontwerp. Het zijn de alleskunners van de haalmessen. Je vind ze in alle mogelijke afmetingen en diktes, waarbij sommige messen voorzien zijn van een verdunning van het lemmet, enkel de rug heeft de volledige dikte, de rest van het mes is maar half zo dik als de rug.
Deze laatste types zijn voor het meest voorkomende snijwerk het beste qua vorm en snijbeeld. Het grote voordeel schuilt hem in de korte vouw als gevolg van de geringe mesdikte, dus weinig weerstand bij het snijden. De snijhoek is echter identiek aan de andere haalmessen (20°)
De haalmessen waarbij het lemmet overal dezelfde dikte heeft worden soms voorzien van twee vouwen, een grote vlakke vouw met een hoek van 15 à 18°, word aangebracht om het dikke lemmet naar de snede toe dunner te maken, daarna komt de eigenlijke vouw eraan, met een hoek van 20°. Deze secundaire vouw is geen microbevel, maar een volwaardige korte vouw. Andere haalmessen houden het op één vouw. Veel heeft te maken met de houtsoort waar in moet gewerkt worden, bij het werk in harde houtsoorten heb je baat bij een verjongde snede, deze geeft minder weerstand bij het snijden, ook het uitbreken van houtspanen verminderd serieus.
De meeste haalmessen vinden we op rommelmarkten en dergelijke, maar dat zijn meestal lelijk verwaarloosde dingen, slijphoek of vorm van de rugzijde lijken in de meeste gevallen nergens meer op. Nog een gekend euvel zijn de loszittende handvaten, daar moet iets aan gedaan worden, met loszittende handvaten is namelijk niet, of nauwelijks juist te werken.
Werk aan de winkel dus om hier terug een werkende tool van te maken.
Qua staalkwaliteit zijn de aangeboden haalmessen meestal heel behoorlijk, de vroegere fabrikanten wisten waar ze mee bezig waren, dat is wel duidelijk.
Alvorens te beginnen scherpen moet eerst alles ontroest worden, en wat los zit moet terug vast komen te zitten.
Origineel werden de houten handvaten vastgeklonken, men bereikte dit door de arenden doorgaand te maken en eens de handvaten geplaatst een rondsel tussen de onderkant van het handvat en arend te plaatsen, de arend werd vervolgens geklonken, het eindresultaat was een muurvast zittend stel handvaten.
In de loop der jaren komt er helaas altijd wel speling in deze verbinding, wisselende vochtigheid, jaren van misbruik, of gewoon slijtage, etc. De klinkverbinding opnieuw opstuiken lukt slechts zelden, ook omdat ondertussen de arenden teveel speling gekregen hebben in de handvaten.
De enige manier om deze handvaten terug muurvast te krijgen bestaat er in om de ruimte tussen arend en houten handvat op te gieten met epoxy, dat lukt altijd, en is quasi onzichtbaar.
Eens we terug een haalmes hebben, wat ontdaan is van roest en waarbij de handvaten opnieuw muurvast zitten, is de tijd gekomen om het ding opnieuw aan het werk te krijgen.
Slijpen dus, waarbij de vorm nu niet bepaald uitnodigt om aan de slag te gaan met de slijpsteen.
Nou, eens je gezien hebt hoe het moet word dat een klusje van niks.
Volgende aflevering gaan we dus slijpen en afwetten, met als eindresultaat een vlijmscherp en werkend haalmes.
Ook nog wat foto's van diverse haalmessen, met verschillende mesdiktes en de gevolgen daarvan op de snedevorm.
Mvg,
André
Attached files