Zonder app gaat het ook, je moet dan enkel het krimpcoëfficiënt van de houtsoort kennen. Deze waarde vind je ondermeer in de tabellen vooraan in het houtvademecum. De waarde geeft het percentage (breedte)krimp aan bij een daling van het vochtgehalte met 1%. Dit zowel voor dosse als voor kwartiers gezaagd hout.
Bij inlands eik zijn deze waarden voor dosse 0,26% en voor kwartiers 0,15%. Het blad hierboven is juist 1% van zijn totale breedte verloren door krimp, zijnde ongeveer 4x 0,26% oftewel 4% vochtverlies. Omdat er hier in het blad ook minstens één (half)kwartiers deel zit gaat de totale waarde hier wat lager uitkomen dan die 4%.
Zonder goede vochtmeter kan je echter met de tabellen niet veel verrichten, omdat voor een juiste berekening je toch minstens één exact gemeten waarde nodig hebt. Of, je moet je zoals hier een bijna vaststaande waarde (voor eik) bereikt hebben binnenshuis, zijnde 8,5 à 9% rv. Dan krijgen de cijfers wel een grond van betrouwbaarheid.
De waarden in de tabellen zijn gemiddelden, vastgelegd in houtlabo's door talrijke testproeven. In de praktijk zal er altijd enige tolerantie zijn omdat hout nu éénmaal geen eenheidsworst is. Echter gaan de onderlinge verschillen met de cijfers nooit van die aard zijn dat er met deze waarden niet te werken valt.
Bij inlands eik zijn deze waarden voor dosse 0,26% en voor kwartiers 0,15%. Het blad hierboven is juist 1% van zijn totale breedte verloren door krimp, zijnde ongeveer 4x 0,26% oftewel 4% vochtverlies. Omdat er hier in het blad ook minstens één (half)kwartiers deel zit gaat de totale waarde hier wat lager uitkomen dan die 4%.
Zonder goede vochtmeter kan je echter met de tabellen niet veel verrichten, omdat voor een juiste berekening je toch minstens één exact gemeten waarde nodig hebt. Of, je moet je zoals hier een bijna vaststaande waarde (voor eik) bereikt hebben binnenshuis, zijnde 8,5 à 9% rv. Dan krijgen de cijfers wel een grond van betrouwbaarheid.
De waarden in de tabellen zijn gemiddelden, vastgelegd in houtlabo's door talrijke testproeven. In de praktijk zal er altijd enige tolerantie zijn omdat hout nu éénmaal geen eenheidsworst is. Echter gaan de onderlinge verschillen met de cijfers nooit van die aard zijn dat er met deze waarden niet te werken valt.