In de tijd van de gilden was er een strikte scheiding tussen de verschillende houtverwerkende beroepen. Het belangrijkste beroep was dat van timmerman. Enkel een timmerman mocht (grote) houten constructies ontwerpen en bouwen, zoals vakwerkhuizen, markthallen, kerkdaken, bruggen, molens, etc. Dit beroep was een combinatie van ingenieur en uitvoerder in één persoon. Deze vaklui genoten een zeer zware opleiding, waarbij de nadruk lag op het uitslaan van constructies op een dusdanige manier dat de ingewikkeldste vormen zonder één berekening konden uitgevoerd worden. Alle relevante afmetingen en hoeken vond men terug op deze uitslagen. Deze manier van uittekenen is vermoedelijk ontstaan in de kloosters. Er bestaat tot op vandaag nog steeds een dergelijke opleiding in Frankrijk en Duitsland, de juiste naam ontsnapt mij nu even, maar het komt er op neer dat de gezellen gedurende verschillende jaren rondreizen en werken bij verschillende bedrijven om uiteindelijk de status van timmerman te bereiken.
De schrijnwerker op zijn beurt mocht maar bepaalde taken uitvoeren, trappen, binnenbetimmering (lambriseringen), gevel sluitende elementen( raam, deur, vensterluiken, etc.) over het algemeen gezien klussen binnenshuis dus.
De meubelmaker, de houtdraaier, de houtsnijder, etc. hadden ook altijd een welomschreven takenpakket, waar niet buiten de lijntjes mocht gekleurd worden, gebeurde dit toch dan kwam daar een rechtszaak van. Meestal kreeg de overtreder een ferme boete, of werd hij bij ernstige feiten uit het gilde gezet, de man werd dan virtueel werkloos, die kwam zonder toestemming van het gilde nergens meer aan de bak.
Buitenbeentjes vond je ook toen al, de houtscheepsbouwer, de molenbouwer, en nog wat zeer gespecialiseerde beroepen stonden hiërarchisch op de zelfde hoogte als een timmerman.
Langs de andere zijde van het spectrum vond je dan de houtvoorbereidende beroepen, de kraanzager, de bosbouwer, houtskoolbrander, etc, die stonden helemaal onderaan de hiërarchie.
In die landen waar men nog volgens de gilderegels georganiseerd is zoals Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, om er maar een paar te noemen, vormen de timmerlui nog altijd de absolute top. De rest volgt enkel stappen lager.
Mvg,
André
De schrijnwerker op zijn beurt mocht maar bepaalde taken uitvoeren, trappen, binnenbetimmering (lambriseringen), gevel sluitende elementen( raam, deur, vensterluiken, etc.) over het algemeen gezien klussen binnenshuis dus.
De meubelmaker, de houtdraaier, de houtsnijder, etc. hadden ook altijd een welomschreven takenpakket, waar niet buiten de lijntjes mocht gekleurd worden, gebeurde dit toch dan kwam daar een rechtszaak van. Meestal kreeg de overtreder een ferme boete, of werd hij bij ernstige feiten uit het gilde gezet, de man werd dan virtueel werkloos, die kwam zonder toestemming van het gilde nergens meer aan de bak.
Buitenbeentjes vond je ook toen al, de houtscheepsbouwer, de molenbouwer, en nog wat zeer gespecialiseerde beroepen stonden hiërarchisch op de zelfde hoogte als een timmerman.
Langs de andere zijde van het spectrum vond je dan de houtvoorbereidende beroepen, de kraanzager, de bosbouwer, houtskoolbrander, etc, die stonden helemaal onderaan de hiërarchie.
In die landen waar men nog volgens de gilderegels georganiseerd is zoals Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, om er maar een paar te noemen, vormen de timmerlui nog altijd de absolute top. De rest volgt enkel stappen lager.
Mvg,
André