Poederstaal is, als 'klasse' niet gevoeliger voor roest dan ander staal. Poederstaal (poedermetallurgisch gesinterde metalen) is een 'bereidingswijze' voor legeringen die via normale methoden (smelten, mengen, stollen, harden) niet te maken zijn omdat er met name bij stolling ontmenging van kristalfasen optreedt en je dus geen legering (waarbij de verschillende componenten op moleculair niveau in elkaars kristalrooster zitten of soms zelfs verbindingen aangaan) krijgt. Bij poedermetallurgie wordt, simpel gezegd, een gesmolten mengsel ('pre-legering') zo snel, door verstuiven, afgekoeld dat er geen ontmenging op kan treden. Dit poeder is dan de gewenste legering die je in bulkvorm niet kunt maken. Om daar toch een bulk-voorwerp van te maken wordt het materiaal gesinterd, onder hoge druk bij een temperatuur 'net' onder het smeltpunt verdicht totdat de dichtheid die van een normaal stuk metaal benaderd. Door de hoge temperatuur en druk 'vervloeit' het poeder tot een brok materiaal dat in eigenschappen vrijwel niet te onderscheiden is van een brok materiaal dat uit homogeen gestold metaal bestaat. Eventueel hiernavolgend smeden verdicht het materiaal nog verder. Uiteindelijk krijg je een stuk staal dat zich gedraagt als massief metaal, met legeringseigenschappen die je op normale wijze niet kunt maken.
En de opvatting dat alleen roestend staal scherp gereedschap kan opleveren is inmiddels wel achterhaald. Veel hooggelegeerde stalen (M2 en beter) zijn roestvaster dan gereedschapsstaal/koolstofstaal, maar zijn prima te slijpen; en er zijn tegenwoordig voldoende roestvaste staalsoorden die ook uitstekende snij, en hardingseigenschappen hebben, bijvoorbeeld 440C, AUS10, etc. Scheermesjes zijn al heel lang van roestvrij staal, en die zijn echt wel scherp...